Apúntate deel 1

Hier vind je de woordenlijsten van ¡Apúntate!   Het woordjes leren doe je met Wozzol.

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • ¿Qué vamos a comprar? = wat gaan we kopen?
  • ir a = gaan …
  • organizar = organiseren
  • la hamburguesa = de hamburger
  • las patatas fritas = de frietjes / de patat
  • que = die / dat
  • estar de acuerdo (con) = het eens zijn (met)
  • la lechuga = de sla
  • el tomate = de tomaat
  • la verdura = de groente
  • mucho = veel
  • la vitamina = de vitamine
  • la carne = het vlees
  • bastante = nogal
  • perplejo = verbaasd / verbijsterd
  • el libro de Ciencias = het natuurkundeboek
  • la grasa = het vet
  • poco = weinig
  • el argumento = het argument
  • menos mal que = gelukkig
  • la botella (de) = de fles
  • sobre todo = vooral
  • eso = dat
  • el azúcar = de suiker
  • el profe(sor) = de leraar
  • la profe = de lerares
  • la profesora = de lerares
  • la profesora / la profe

    de lerares

  • estallar de risa = in lachen uitbarsten
  • tan = zo
  • pasar = doorbrengen
  • desde = vanuit
  • la macedonia = de fruitsalade
  • hace mucho calor = het is heel warm
  • el calor = de warmte
  • barato = goedkoop
  • a la vez = tegelijkertijd
  • la lata (de) = het blikje
  • ¡Qué dices! = Wat zeg je nu!
  • fresco = vers
  • un poco de = een beetje
  • el chocolate = de chocolade
  • el mercado = de markt
  • la lista de la compra = het boodschappenlijstje
  • el melón = de meloen
  • la uva = de druif
  • medio kilo (de) = een halve kilo
  • la piña = de ananas
  • el litro (de) = de liter
  • el paquete (de) = het pakje / de reep
  • el gramo = de gram
  • cien = honderd
  • el cuarto de kilo (de) = 250 gram / een kwart kilo
  • caro = duur
  • ¿Cuánto es todo? = Hoeveel is alles bij elkaar?
  • Son 8 euros con 75. = Dat wordt dan 8 euro en 75 cent.
  • el euro = de euro
  • Aquí tiene. = Alstublieft.
  • el dinero = het geld