Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • calentito = warmpjes
  • cielo, el = hemel
  • contento = tevreden
  • descansar = uitrusten
  • dirigir = leiden, besturen
  • disminuir = afnemen, verminderen
  • disponible = beschikbaar
  • empleo, el = baan
  • época, la = tijd / tijdperk
  • flojo = zwak
  • inestable = instabiel, onbestendig
  • ligeramente = geleidelijk, lichtelijk
  • litoral = aan de kust, kuststreek
  • llover = regenen
  • lluvia, la = regen
  • lugar, el = plek, plaats
  • madrugada, la = vroege ochtend
  • mandar = sturen, zenden
  • matinal = ochtend- / van de ochtend
  • máximo, el = maximum
  • moderado = gematigd
  • niebla, la = mist, nevel
  • noroeste, el = noordwesten
  • norte, el = noorden
  • nube, la = wolk
  • nublado = bewolkt
  • odiar = haten
  • ofrecer = bieden / aanbieden
  • onda, la = golf
  • periódo, el = periode
  • previsto = verwacht, voorzien
  • prohibir = verbieden
  • quejarse = klagen
  • quizás = misschien, wellicht
  • región, la = regio, streek
  • resolver = oplossen
  • sudeste = zuidoosten
  • sudoeste = zuidwesten
  • sur, el = zuiden
  • sueldo, el = salaris
  • variar = variëren / wisselen / afwisselen
  • verificar = nagaan, verifiëren
  • viento, el = wind