EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
Prisma - Spaans voor zelfstudie
Cursus - 1e editie
Hoofdstuk 16 - Les 16
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
agua, el
=
water
animado
=
geanimeerd
anticucho, el
=
stukjes vlees aan een spies (Chili)
aperitivo, el
=
aperitief
arroz, el
=
rijst
atún, el
=
tonijn
bienvenida, la
=
welkom
bistec, el
=
biefstuk
café puro, el
=
zwarte koffie (Chili)
camarero, el
=
ober, kelner
cocido
=
gekookt
colega, el / la
=
collega
contrato, el
=
contract
copa, la
=
glas (op voet)
cuadro, el
=
schilderij
cubierto, el
=
bestek
directamente
=
direct, rechtstreeks
documento, el
=
document
dulce
=
zoet
elegir
=
kiezen
ensalada, la
=
salade
enseguida
=
dadelijk, meteen
entrada, la
=
voorgerecht
familiares, los
=
familieleden
flan, el
=
puddinkje
fresco
=
vers
helado, el
=
ijsje
lasaña, la
=
lasagne
ligero
=
licht (v. eten)
mahonesa, la
=
mayonaise
matar
=
doden, stillen
nostalgia, la
=
heimwee
ocupado
=
bezet
paella, la
=
paella
pan, el
=
brood
pescado, el
=
vis (als gerecht)
piscina, la
=
zwembad
pisco, el
=
brandewijn (Chili)
postre, el
=
nagerecht
refresco, el
=
frisdrank
salado
=
zout, gepekeld
servir (e>i)
=
serveren
sueño, el
=
slaap, droom
tapa, la
=
tapa, borrelhapje
tomate, el
=
tomaat
torta, la
=
taart
yerno, el
=
schoonzoon
zanahoria, la
=
wortel