Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • la tarde = de middag / avond
  • Amberes = Antwerpen
  • una cafetería = een cafetaria
  • el equipamiento sanitario = de sanitaire voorzieningen
  • los servicios = het toilet / de toiletten
  • el billete de ida y vuelta = het retourkaartje
  • la hora = het uur
  • un bocadillo = een belegd broodje
  • el médico = de arts
  • el paciente = de patiënt
  • el bar = de bar / het café
  • la maleta = de koffer
  • el aparcamiento/el parking = de parkeerplaats
  • la hermana = de zuster
  • Londres = Londen
  • la capital = de hoofdstad
  • Estoy bien. = Het gaat goed met me.
  • la acogida = de ontvangst
  • el interés = de belangstelling
  • el objetivo = het doel
  • quisiera = ik zou graag willen
  • Pascua = Pasen
  • las siete = zeven uur
  • las ocho = acht uur
  • algo = iets
  • un poco / un poquito = een beetje / een klein beetje
  • Muchísimas gracias. = Heel erg bedankt.
  • excelente = uitstekend
  • también = ook
  • ahora = nu
  • cómo no / desde luego = Natuurlijk
  • bien = goed
  • Está bien. = Het is goed.
  • pero = maar
  • que (betr.vnw.) = dat, die
  • cada = elke, iedere
  • perfectamente = perfect
  • entre = tussen
  • Hace viento. = Het waait.
  • cordial = hartelijk
  • llamaré = ik zal bellen
  • la visita = het bezoek