EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A1 SPA A1 HTR
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A1, Hoofdstuk 6 En la oficina de turisme
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
a la derecha
=
rechts / naar rechts
a la izquierda
=
links / naar links
¿a qué hora abre?
=
hoe laat gaat het open?
¿a qué hora?
=
hoe laat?
adulto, el
=
volwassene, de
al final
=
op het einde
alemán / alemana
=
Duits / Duitser / Duitse
allí
=
daar
alrededores, los
=
omgeving, de
antes
=
eerder
antes de
=
voor / voordat
así
=
zo / op deze manier
autobús de dos plantas, el
=
dubbeldekker, de
bajar
=
uitstappen
balcón, el
=
balkon, het
banco, el
=
bank, de
barco, el
=
boot, de
billete, el
=
kaartje, het
cada
=
elk / elke / ieder / iedere
cambiar
=
overstappen
camino, el
=
weg, de
celebrar
=
vieren
cierra
=
het sluit
colegio, el
=
middelbare school, de
comisaría, la
=
politiebureau, het
comparar
=
vergelijken
Correos / oficina de correos, la
=
postkantoor, het
cruzar
=
oversteken
cuarta calle, la
=
4e straat, de
cumpleaños, el
=
verjaardag, de
de la mañana
=
‘s ochtends
de la noche
=
‘s avonds / 's nachts
de la tarde
=
‘s middags
dejar
=
laten
delante de
=
voor (plaatsbepaling)
depende
=
dat hangt er van af
descubre
=
ontdek (gebiedende wijs)
después
=
daarna
detrás de
=
achter
diferente / -s
=
verschillend / verschillende
¿dónde está?
=
waar bevindt zich... / waar is...?
durar
=
duren
el / la / los / las más + bijvoeglijk naamwoord
=
de meest.......
el / la / los / las menos + bijvoeglijk naamwoord
=
de minst....
en dirección a
=
in de richting van
en grupo
=
met een groep
en la esquina
=
op de hoek
en punto
=
precies (tijdstip)
enfrente de
=
tegenover
entrada, la
=
toegangskaartje, het / ingang, de
entrar
=
naar binnen gaan
entre
=
tussen
esquiar
=
skiën
está cerca
=
het is dichtbij
está lejos (de)
=
het is ver weg
estación central, la
=
centraal station, het
estudiante, el
=
student, de
europeo / -a
=
Europees
evitar
=
vermijden
excepto
=
behalve
experiencia, la
=
ervaring, de
explicar
=
uitleggen
festivos, los (días)
=
feestdagen, de
fin de semana, el
=
weekend / weekeinde, het
flor, la
=
bloem, de
fuera de la ciudad
=
buiten de stad
gasolinera, la
=
benzinepomp, de / pompstation, het
girar
=
afslaan / afbuigen
gratis
=
gratis
grupo, el
=
groep, de
guía, la
=
gids, de (boekje)
hacer la reserva
=
reserveren
hacer un paseo
=
een wandeling maken
hora, la
=
uur, het
horario, el
=
openingstijden, de
igualmente
=
insgelijks / hetzelfde / jij / u ook
información, la
=
informatie, de
inglés / inglesa
=
Engels / Engelsman / Engelse
ir a pie
=
te voet gaan
ir de compras
=
boodschappen doen
ir de copas
=
iets gaan drinken
ir de excursión
=
op excursie gaan
ir de fiesta
=
gaan feesten
ir de tapas
=
tapas gaan eten
ir de tiendas
=
winkelen / shoppen
ir de vacaciones
=
op vakantie gaan
ir de viaje
=
op reis gaan
ir en + vervoermiddel
=
met de / het.... gaan
ir en autobús
=
met de bus gaan
ir en metro
=
met de metro gaan
japonés / japonesa
=
Japans / Japanse
juego de lógica, el
=
denkspelletje, het
lejos (de)
=
ver / ver weg
luego
=
dan
más...que
=
meer...dan
mayor
=
ouder / oudst / voornamer / voornaamst / belangrijker / belangrijkst
media hora
=
half uur, een
medio / -a
=
half
mejor
=
beter / best
mejores, los / las
=
beste, de
menor
=
jongst(e) / kleinst(e) / minst belangrijk
menor de
=
jonger / kleiner dan
menos
=
min
menos...que
=
minder...dan
metro, el
=
metro, de / meter, de
moto, la
=
motor, de
municipal
=
gemeentelijk / van de gemeente
museo arqueológico, el
=
archeologisch museum, het
nacionalidad, la
=
nationaliteit, de
Navidad
=
Kerstmis
necesitar
=
nodig hebben
no soy de aquí
=
ik kom hier niet vandaan
no tengo ni idea
=
ik heb geen idee
¡oiga!
=
hoort u / luistert u eens
¿para ir a?
=
hoe kom ik bij?
parada, la
=
halte, de
parque acuático, el
=
waterpark, het
parque de atracciones, el
=
attraktiepark / pretpark, het
peor
=
slechter / slechtst
perdone
=
pardon
por aquí
=
hier in de buurt
primera calle, la
=
1e straat, de
primero
=
eerst
punto de información, el
=
informatiepunt, het
punto de llegada, el
=
aankomstpunt, het
punto de partida, el
=
vertrekpunt, het
¡qué bien!
=
wat goed!
¡qué divertido!
=
wat leuk!
¿qué hora es?
=
hoe laat is het?
¡qué te diviertas!
=
veel plezier!
quinta calle, la
=
5e straat, de
recorrer
=
rondrijden / bereizen
recorrido, el
=
rondrit / rondreis, de
respuesta, la
=
antwoord, het
retraso, el
=
vertraging, de
ruta de senderismo, la
=
wandelroute, de
salida, la
=
vertrek, het
scooter, el
=
scooter, de
seguir todo recto
=
rechtdoor gaan
segunda calle, la
=
2e straat, de
sombra, la
=
schaduw, de
subir
=
instappen
tan...como...
=
even / net zo..... als
taquilla, la
=
kassa, de / loket, het
tercera calle, la
=
3e straat, de
terraza, la
=
terras, het
toda la ciudad
=
hele stad, de
todo incluido
=
alles inbegrepen / all inclusive
todo recto
=
rechtdoor
todos los / todas las
=
alle
transporte, el
=
vervoer, het
tranvía, el
=
tram, de
un paseo por el centro
=
een stadswandeling
unos / unos
=
ongeveer / zo'n
ventaja, la
=
voordeel, het
viajar en tren
=
met de trein reizen
viajero, el
=
reiziger, de
visita, la
=
bezoek, het
visita con guía, la
=
rondleiding met gids, de
zoo, el
=
dierentuin, de