EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A1 SPA A1 HTR
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A1, Vocabulario 5
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
El viaje cuesta Ä……..
=
De reis kost €……..
El precio incluye el/la…….
=
De/het….. is in de prijs begrepen
Hay un/una/muchos/muchas…
=
Er is een…/er zijn veel …
Está en el norte/este/sur/oeste
=
Het bevindt zich in het noorden/oosten/ zuiden/westen
Tiene un/una/unos/unas
=
Het heeft een/een aantal
Es una ciudad moderna
=
Het is een moderne stad
¿Cómo quiere ir?
=
Hoe wilt u gaan?
¿Cuántos días quiere ir?
=
Hoeveel dagen wilt u gaan?
¿Con cuántas personas quiere ir?
=
Met hoeveel personen wilt u gaan?
Usted puede visitar/reservar/alquilar….
=
U kunt …… bezoeken/reserveren/huren
¿Adónde quiere ir?
=
Waarheen wilt u gaan?
¿Cuándo quiere salir?
=
Wanneer wilt u vertrekken
¿Qué le interesa?
=
Wat interesseert u?
¿Qué le gusta hacer?
=
Wat vindt u leuk om te doen?
¿Qué tipo de alojamiento?
=
Wat voor soort accommodatie?
¿Qué desea?
=
Wat wenst u?
Tenemos una oferta
=
We hebben een aanbieding
¿Quiere reservar?
=
Wilt u reserveren?
enero
=
Januari
febrero
=
Februari
marzo
=
Maart
abril
=
April
mayo
=
Mei
junio
=
Juni
julio
=
Juli
agosto
=
Augustus
septiembre
=
September
octubre
=
Oktober
noviembre
=
November
diciembre
=
December
la primavera
=
De lente
el verano
=
De zomer
el otoño
=
De herfst
el invierno
=
De winter