Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • Hace solol = De zon schijnt
  • Hace mal tiempo = Het is slecht weer
  • Hace buen tiempo = Het is mooi weer
  • Hace frío = Het is koud
  • Hace calor = Het is warm
  • Hace 20 grados = Het is 20 graden
  • Hace viento = Het waait
  • Esta soleado = Het is zonnig
  • Esta nublado = Het is bewolkt
  • Esta despejado = Het is onbewolkt
  • Esta medio nublado = Het is half bewolkt
  • Hay tormenta = Het onweert
  • Hay lluvia / Llueve = Het regent
  • Hay chubascos = Er zijn buien
  • Hay niebla = Er is mist
  • Nieva = Het sneeuwt
  • Hiela = Het vriest
  • Llevar un jersey a rayas = Een gestreepte trui dragen
  • Llevar zapatos negros = Zwarte schoenen dragen
  • Llevar una falda de color negra = Een zwarte rok dragen
  • Llevar un pantalón a cuadros = Een geruite broek dragen
  • azul = blauw
  • Marrón = Bruin
  • Amarillo/-a = Geel
  • Gris = Grijs
  • Verde = Groen
  • Naranja = Oranje
  • Violeta = Paars
  • Rojo/-a = Rood
  • Rosa = Roze
  • Blanco/-a = wit
  • Negro/-a = Zwart