EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A2-niveau
A2 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A2, Thema 6
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
Por la noche
=
’s avonds/’s nachts
Por la tarde
=
’s middags
Recomendar
=
Aanbevelen
Agradable
=
Aangenaam/prettig/leuk
Ser atraído por
=
Aangetrokken worden door…
Solicitar
=
Aanvragen
Pedir
=
Aanvragen/verzoeken / Bestellen
Amable
=
Aardig
Descender
=
Afdalen
Acordado
=
Afgesproken
Para llevar
=
Afhaal- (maaltijd)
Llevar
=
Afhalen (maaltijden)
General
=
Algemeen
Viajar solo
=
Alleen reizen
Solo
=
Alleen/in zijn/haar eentje
Menores viajando solos
=
Alleenreizende kinderen
En caso contrario
=
Als dat niet het geval is
Si hace buen tiempo
=
Als het mooi weer is
Siempre
=
Altijd
Abril
=
April
Arqueológico
=
Archeologisch
Argentina
=
Argentinië
Agosto
=
Augustus
Australia
=
Australië
Básico
=
Basis (bijvoeglijk naamwoord)
Perecedero
=
Bederfelijk
Entender/comprender
=
Begrijpen
Conocido
=
Bekend
Contemplar
=
Bekijken/aanschouwen
Bélgica
=
België
Belga
=
Belgisch
Practicar
=
Beoefenen
Determinado
=
Bepaald/bepaalde
Limitar
=
Beperken
Conseguir
=
Bereiken/erin slagen
Hacer escalada
=
Bergbeklimmen/rotsklimmen
Famoso
=
Beroemd
Ser famoso por
=
Beroemd zijn om…
Consultar disponibilidad
=
Beschikbaarheid checken
Ahorrar
=
Besparen
Mejor
=
Best
Pedido
=
Besteld (bijvoeglijk naamwoord)
Confirmar
=
Bevestigen
Preocupado
=
Bezorgd/ongerust
Pagar extra
=
Bijbetalen
Por ejemplo
=
Bijvoorbeeld
Dentro de 2 semanas
=
Binnen 2 weken
Frágil
=
Breekbaar
Brujas
=
Brugge
El barranquismo
=
Canyoning/tocht door een bergkloof/rivierkloof
Chile
=
Chili
Ropa cómoda
=
Comfortabele kleding
Zapatos cómodos
=
Comfortabele schoenen
Complementar
=
Compleet maken
Culinario
=
Culinair
Por eso
=
Daarom
Diario
=
Dagelijks
El pago anticipado/el pago adelantado
=
De aanbetaling
La zona dedicada
=
De aangewezen zone
El encendedor/el mechero
=
De aansteker
El alojamiento
=
De accommodatie
El descenso
=
De afdaling
El barranco
=
De afgrond
La medida/el tamaño
=
De afmeting/maat
El contenedor de basura
=
De afvalcontainer
Las condiciones generales
=
De algemene voorwaarden
Los sitios arqueológicos
=
De archeologische plaatsen
La comida para bebés
=
De babyvoeding
La panceta
=
De bacon/het spek
El calzado de baño
=
De badslippers
El vuelo en globo
=
De ballonvaart
La transferencia bancaria
=
De bankoverschrijving
La cuenta bancaria
=
De bankrekening
La barbacoa
=
De barbecue
El/la acompañante
=
De begeleider (man/vrouw)
El tratamiento
=
De behandeling
Las tasas/los impuestos
=
De belastingen
La cordillera
=
De bergketen
La disponibilidad
=
De beschikbaarheid
El pago
=
De betaling
La confirmación
=
De bevestiging
La vigilancia
=
De bewaking
El visitante
=
De bezoeker
El prospecto
=
De bijsluiter
El árbol
=
De boom
La mantequilla
=
De boter
La sesión informativa
=
De briefing
El puente
=
De brug
El extranjero/la extranjera
=
De buitenlander/buitenlandse / De buitenlander/de buitenlandse
Dejar el bungalow antes de las 11.00 (de la mañana)
=
De bungalow vóór 11.00 verlaten
La clase de negocios
=
De business class
El viaje en autobús
=
De busreis
El recorrido en autobús
=
De bustour
El barrio
=
de buurt
La cabina
=
De cabine
La cava
=
De champagne (Spaanse)
La compensación
=
De compensatie/tegemoetkoming
El baño completo
=
De complete badkamer
Los datos de contacto
=
De contactgegevens
La crema
=
De crème
El participante
=
De deelnemer
El desodorante
=
De deodorant
El gel de ducha
=
De douchegel
El porteador
=
De drager
Las drogas
=
De drugs
El autobús de 2 pisos
=
De dubbeldekker
La duración del vuelo es de 5 horas
=
De duur van de vlucht is 5 uur
La duración de la visita es de 45 minutos
=
De duur van het bezoek is 45 minuten
Los requisitos
=
De eisen
La experiencia
=
De ervaring
La fábrica
=
De fabriek
El camping familiar
=
De familiecamping
Los festivos/los días festivos
=
De feestdagen
Las filipinas
=
De Filipijnen
La filmadora
=
De filmcamera
La propina
=
De fooi
La cámara fotográfica
=
De fotocamera
El refresco
=
De frisdrank
El guardarropa
=
De garderobe
La bombona de gas
=
De gasfles
La puerta de embarque
=
De gate
Los discapacitados
=
De gehandicapten
El gel
=
De gel
El costumbre
=
De gewoonte
Los familiares
=
De gezinsleden/familieleden
La salud
=
De gezondheid
La guía (turística)
=
De gids (boekje)
El guía/la guía
=
De gids (man/vrouw)
El campo de golf
=
De golfbaan
Los palos de golf
=
De golfclubs
El canal
=
De gracht
Los cereales
=
De granen
Las verduras
=
De groenten
El tamaño del grupo
=
De groepsgrootte
El viaje en grupo
=
De groepsreis
La cueva
=
De grot
El paseo por las cuevas
=
De grottentocht
El gel para cabello
=
De haargel
El jamón
=
De ham
La hamburguesa
=
De hamburger
El martillo
=
De hamer
El equipaje de mano
=
De handbagage
La bolsa de mano
=
De handtas
La hamaca
=
De hangmat / Het ligbed
La Semana Santa
=
De heilige week/de week voor Pasen
El otoño
=
De herfst
La cantidad
=
De hoeveelheid
El perro tiene que estar atado
=
De hond moet aangelijnd zijn
La miel
=
De honing
El bate de baseball
=
De honkbalknuppel
La altura
=
De hoogte
La hostelería
=
De horeca
La asistencia
=
De hulp
El camino inca
=
De inca trail
La información
=
De informatie
El interés
=
De interesse
La mermelada
=
De jam
El abrigo
=
De jas
Los menores
=
De jonge kinderen
Los jóvenes
=
De jongeren
El queso
=
de kaas
La canoa
=
De kano
El gato
=
De kat/poes
La cocina
=
De keuken
La opción
=
De keuze
El quiosco
=
De kiosk
La clase
=
De klasse
La ropa
=
De kleding
El lavadero para lavar la ropa
=
De kledingwasplaats
Los zuecos
=
De klompen
El botón
=
De knop
El carruaje
=
De koets
La taza
=
De koffie-/theekop
El cocinero
=
De kok
La jaula
=
De kooi
La calidad
=
De kwaliteit
El portátil
=
De laptop
El alumno/la alumna
=
De leerling (man/vrouw)
La primavera
=
De lente
Los alimentos
=
De levensmiddelen
La situación
=
De ligging
La loción
=
De lotion
La sala de estar
=
De lounge
El globo
=
De luchtballon
La tasa de aeropuerto
=
De luchthavenbelasting
La compañía aérea/la aerolínea
=
De luchtvaartmaatschappij
El almuerzo
=
De lunch
El precio incluye el almuerzo/el almuerzo está incluido en el precio
=
De lunch is bij de prijs inbegrepen
La cafetería
=
De lunchroom
El mes
=
De maand
El modo
=
De manier
La mascota
=
De mascotte
Las medicinas/los medicamentos
=
De medicijnen
La mayoría
=
De meeste/de meerderheid
Los productos lácticos
=
De melkproducten
La gente
=
De mensen
El celular
=
De mobiele telefoon
El molino
=
De molen
La bicicleta de montaña
=
De mountainbike
El jugador mp3
=
De mp3 speler
La cercanía
=
De nabije omgeving
La cortaúñas
=
De nagelknipper
La lima de uñas
=
De nagelvijl
El aceite
=
De olie
Los alrededores/el entorno
=
De omgeving
El ambiente
=
De omgeving/sfeer
El encuentro
=
De ontmoeting
Los auriculares
=
De oortjes/koptelefoon
El horario de apertura
=
De openingstijden
La solución
=
De oplossing
Las observaciones
=
De opmerkingen
Los padres
=
De ouders
El exceso de equipaje
=
De overbagage
La fuerza mayor
=
De overmacht
La palmera
=
De palmboom
El panqueque
=
De pannenkoek
La sombrilla
=
De parasol
El perfume
=
De parfum
El pasajero/la pasajera
=
De passagier (man/vrouw)
El período
=
De periode
Los documentos personales
=
De persoonlijke documenten
La gorra
=
De pet
La mesa de picnic
=
De picknicktafel
La pinzas
=
De pincet
El mapa
=
De plattegrond/routekaart
La leche en polvo
=
De poedermelk
El equipo de rescate
=
De reddingsbrigade
Las normativas/normas
=
De regels
La lluvia
=
De regen
El importe del viaje
=
De reissom
Las condiciones de reserva
=
De reserveringsvoorwaarden
El resto del día
=
De rest van de dag
El vuelo de ida y vuelta
=
De retourvlucht
El río
=
De rivier
El recorrido por España
=
De rondreis door Spanje
El recorrido/paseo
=
De rondrit
El barrio rojo
=
De rosse buurt
El equipaje de bodega
=
De ruimbagage
La tranquilidad
=
De rust
El descanso
=
De rust/pauze
El lugar de descanso
=
De rustplek
La ensalada
=
De salade
El salame
=
De salami
La colaboración
=
De samenwerking
Las tijeras
=
De schaar
Los patines
=
De schaatsen
La indemnización
=
De schadevergoeding
La sombra
=
De schaduw
El colegio
=
De school
La limpieza
=
De schoonmaak
El destrornillador
=
De schroevendraaier
El champú
=
De shampoo
El espectáculo
=
De show
Las joyas
=
De sieraden
La visita panorámica
=
De sightseeing
El naranjo
=
De sinaasappelboom
El horario de cierre
=
De sluitingstijd
El chorizo
=
De Spaanse worst/chorizo
Los juegos
=
De spelletjes
Las zapatillas/los zapatos deportivos
=
De sportschoenen
El aerosol
=
De spuitbus
La parcela tiene que quedar libre antes de las 10.00 (de la mañana)
=
De staanplaats moet vóór 10.00 leeg zijn
El estado
=
De staat
El ciudadano/la ciudadana
=
De staatsburger (man/vrouw)
La ciudad de Amsterdam
=
De stad Amsterdam
El paseo por el centro (de la ciudad)
=
De stadswandeling
El comienzo
=
De start
El estilo
=
De stijl
El silencio
=
De stilte
La silla
=
De stoel
El járabe
=
De stroop
El idioma/la lengua
=
De taal
La torta
=
De taart
La mesa
=
De tafel
La pasta de dientes
=
De tandpasta
El templo
=
De tempel
La carpa
=
De tent
Montar la tienda/la carpa
=
De tent opzetten
El plazo
=
De termijn
El vehículo todo terreno
=
De terreinwagen
La devolución
=
De teruggave
El regreso/la vuelta
=
De terugreis/terugkeer
El recorrido/el paseo
=
De tocht
El permiso
=
De toestemming
La cima
=
De top
La torre
=
de toren
La bolsa con ruedas
=
De trolley (handbagage)
El tulipán
=
De tulp
Los gastos
=
De uitgaven
La seguridad
=
De veiligheid
El control de seguridad
=
De veiligheidscontrole
El responsable
=
De verantwoordelijke
Los objetos prohibidos
=
De verboden voorwerpen
La sala de reunión
=
De vergaderzaal
La venta
=
De verkoop
La rebaja
=
De vermindering/verlaging
La destrucción
=
De vernieling
El envase
=
De verpakking
La obligación
=
De verplichting
La ciudadela
=
De vesting
Los fiambres/embutidos
=
De vleeswaren
Los líquidos
=
De vloeistoffen
El vuelo
=
De vlucht (met een vliegtuig)
La caminata
=
De voettocht
El pájaro
=
De vogel
Las condiciones
=
De voorwaarden
El amigo
=
De vriend
El tiempo libre
=
De vrije tijd
La exención
=
De vrijstelling
El gofre
=
De wafel
El paseo a pie
=
De wandeling/wandeltocht
El senderismo
=
De wandelsport
Hacer senderismo
=
De wandelsport beoefenen
El lavabo
=
De wastafel
El hervidor de agua
=
De waterkoker
El sitio web
=
De website
La denegación
=
De weigering
El mundo
=
De wereld
El día laboral
=
De werkdag
El viento
=
De wind
El invierno
=
De winter
Las salchichas
=
De worstjes
El yogur
=
De yoghurt
La calculadora de bolsillo
=
De zakrekenmachine
El autoservicio
=
De zelfbediening
La enfermedad
=
De ziekte
El asiento
=
De zitplaats (in de bus/het vliegtuig)
Los bollos dulces
=
De zoete broodjes
El verano
=
De zomer
El bronceador/ La crema solar
=
De zonnebrandcrème
El cuidado
=
De zorg
El flotador
=
De zwemband
Diciembre
=
December
Participar en…
=
Deelnemen aan…
Cerámica azul
=
Delfts blauw
Dinamarca
=
Denemarken
A poca distancia
=
Dichtbij/op korte afstand
Transparente
=
Doorzichtig/transparant
Estar borracho/estar bebido
=
Dronken zijn
Hacer clic
=
Drukken/klikken
Alemán
=
Duits/de Duitse taal
Alemania
=
Duitsland
Durar
=
Duren
Hacer una parada
=
Een (tussen)stop maken
Realizar un pago anticipado del 30%
=
Een aanbetaling van 30% doen
Hacer una visita a…
=
Een bezoek brengen aan
Una bolsa de plástico transparente
=
Een doorzichtig plastic zakje
Confirmar una reserva
=
Een reservering bevestigen
Con una hora de antelación
=
Een uur van tevoren
Dar una caminata
=
Een voettocht maken
Con una semana de antelación
=
Een week van tevoren
Propio
=
Eigen
Y/o
=
En/of
Inglaterra
=
Engeland
Inglés
=
Engels/de Engelse taal
Un ratito
=
Eventjes
Febrero
=
Februari
Finlandia
=
Finland
Tomar fotos
=
Fotos nemen/maken
Francia
=
Frankrijk
Francés
=
Frans/de Franse taal
Garantizar
=
Garanderen
Frito
=
Gebakken
Basado en
=
Gebaseerd op
Usualmente
=
Gebruikelijk
Ninguno
=
Geen een/geen enkele
Asado
=
Gegrild
Ser discapacitado
=
Gehandicapt zijn
Válido
=
Geldig
Ser válido
=
Geldig zijn
Situado junto a
=
Gelegen aan/naast
Estar situado
=
Gelegen/gesitueerd zijn
Igual
=
Gelijk
Tener razón
=
Gelijk hebben
Fácilmente
=
Gemakkelijk
Gante
=
Gent
Jubilado
=
Gepensioneerd
Estar renovado
=
Gerenoveerd zijn
Adecuado
=
Geschikt
Ser apto para…
=
Geschikt zijn voor…
Común
=
Gewoonlijk/gebruikelijk
Grecia
=
Griekenland
Artesanal
=
Handgemaakt/ambachtelijk
Totalmente
=
Helemaal
El embarque
=
Het aan boord gaan/instappen/boarden
La cerámica
=
Het aardewerk
El consejo/aconsejo
=
Het advies
La basura
=
Het afval/vuilnis
La aventura
=
Het avontuur
El exceso de peso del equipaje
=
Het bagage-overgewicht
Lo mejor que puedes hacer es…
=
Het beste wat je kunt doen is…
El comprobante
=
Het bewijs(stuk)
La visita
=
Het bezoek
La visita guiada/la visita con guía
=
Het bezoek met gids
La cerveza
=
Het bier
El interior
=
Het binnenland
El bosque
=
Het bos
El bocadillo
=
Het broodje
El extranjero/el exterior
=
Het buitenland
El escritorio
=
Het bureau
La tripulación de cabina
=
Het cabinepersoneel
El castellano
=
Het Castilliaans/de Spaanse taal
El centro
=
Het centrum
El certificado
=
Het certificaat
El desayuno continental
=
Het continentaal ontbijt
El menú del día
=
Het dagmenu
El techo
=
Het dak
La cena
=
Het diner
El huevo
=
Het ei
La isla de Mallorca
=
Het eiland Mallorca
La fruta
=
Het fruit
El césped
=
Het gazon/grasveld
La pastelería
=
Het gebak
El huevo frito
=
Het gebakken ei
El área/la zona
=
Het gebied
El edificio
=
Het gebouw
El huevo pasado por agua
=
Het gekookt ei
El plato
=
Het gerecht
La charla
=
Het gesprekje
El resultado deseado
=
Het gewenste resultaat
El peso
=
Het gewicht
El vaso
=
Het glas
el corazón
=
het hart
Todo el año
=
Het hele jaar
La mansión
=
Het herenhuis
La cabeza
=
Het hoofd (letterlijk)
El segundo plato
=
Het hoofdgerecht
La temporada alta
=
Het hoogseizoen
Abandonar el hotel
=
Het hotel verlaten
El animal doméstico/la mascota
=
Het huisdier
La facturación
=
Het inchecken (op de luchthaven)
El punto de información
=
Het informatiepunt
Es recomendable…/es aconsejable….
=
Het is aan te raden…/raadzaam om…
Es usual...
=
Het is gebruikelijk…
Suele ser
=
Het is gewoon/gebruikelijk
Se permite/permiten
=
Het is toegestaan
Se prohibe/se prohiben
=
Het is verboden
Está obligado
=
Het is verplicht
Hay viento calma
=
Het is windstil
El año
=
Het jaar
El vestuario
=
Het kleedhokje
El clima
=
Het klimaat
El convento/el monasterio
=
Het klooster
La bodega del avión
=
Het kofferruim
La cafetera
=
Het koffiezetapparaat
La temporada baja
=
Het laagseizoen
El paisaje
=
Het landschap
La taquilla
=
Het loket
El número mínimo de participantes
=
Het minimum aantal deelnemers
El postre
=
Het nagerecht
El accidente
=
Het ongeluk
El transporte público
=
Het openbaar vervoer
El bulto
=
Het pakket
El porcentaje
=
Het percentage
El campo
=
Het platteland / Het veld
La placita
=
Het pleintje
El derecho
=
Het recht
El documento de viaje
=
Het reisdocument
El itinerario
=
Het reisschema
El riesgo
=
Het risico
El huevo revuelto
=
Het roerei
El horario
=
Het rooster/tijdsschema
El zumo
=
Het sap
La espuma de afeitar
=
Het scheerschuim
El calzado
=
Het schoeisel/de schoenen
La estación
=
Het seizoen
La vajilla
=
Het serviesgoed
La camiseta
=
Het shirt
La tarifa
=
Het tarief
La terraza
=
Het terras
La revista
=
Het tijdschrift
El santuario
=
Het toevluchtsoord
El aseo
=
Het toilet
La estación de trenes
=
Het treinstation
La temporada media
=
Het tussenseizoen
La vista
=
Het uitzicht
La temporada vacacional
=
Het vakantieseizoen
La hora requerida
=
Het vereiste tijdstip
El punto de salida/punto de partida
=
Het vertrekpunt
El transporte
=
Het vervoer
El traslado
=
Het vervoer/transfer
La reunión
=
Het verzamelen/bijeenkomen
El punto de encuentro/punto de reunión
=
Het verzamelpunt
El visado
=
Het visum
La carne
=
Het vlees
El billete de vuelo
=
Het vliegticket
El vehículo
=
Het voertuig
La ventaja
=
Het voordeel
El primer plato
=
Het voorgerecht
El agua
=
Het water
El parque acuático
=
Het waterpark
La copa
=
Het wijnglas
La zona comercial
=
Het winkelgebied
La maravilla
=
Het wonder
La navaja
=
Het zakmes
Sobre esto
=
Hierover
Hungría
=
Hongarije
Casero
=
Huisgemaakt/zelfgemaakt
Cada día/todos los días
=
Iedere dag
Cada semana/todas las semanas
=
Iedere week
Cada miércoles/todos los miércoles
=
Iedere woensdag
Cada
=
Iedere/elke
Irlanda
=
Ierland
Islandia
=
Ijsland
Mirar a los ojos
=
In de ogen kijken/recht aankijken
Al aire libre
=
In de open lucht
Dentro de una bolsa especial
=
In een speciale tas
Estar en peligro
=
In gevaar zijn
En caso de
=
In geval van
Estar en posesión de…
=
In het bezit zijn van…
En alemán
=
In het Duits
En inglés
=
In het Engels
En francés
=
In het Frans
En holandés
=
In het Nederlands
En español
=
In het Spaans
Facturar
=
Inchecken (op de luchthaven)
Incluyendo domingos y festivos
=
Inclusief zon- en feestdagen
Impresionante
=
Indrukwekkend
Informarse
=
Informeren/informatie inwinnen
Entregar
=
Inleveren
Dar instrucciones sobre
=
Inlichtingen geven over…
Cobrar
=
Innen
Valorar
=
Inschatten
Subir
=
Instappen (in een vervoermiddel)
Italiano
=
Italiaans/de Italiaanse taal
Italia
=
Italië
Enero
=
Januari
Japonés
=
Japans/de Japanse taal
Julio
=
Juli
Junio
=
Juni
Acampar
=
Kamperen
Ir en canoa
=
Kanoën/kano varen
Elegir entre
=
Kiezen uit/tussen
Observar
=
Kijken/bekijken
Niños que miden menos de un metro treinta
=
Kinderen kleiner dan 1.30 m
Tratar quejas
=
Klachten behandelen
Quejarse/reclamar
=
Klagen
Asentir
=
Knikken
Perder
=
Kwijtraken
Tarde/demasiado tarde
=
Laat/te laat
Último
=
Laatste
Rural
=
Landelijk/plattelands
Pasar el control de seguridad
=
Langs de veiligheidscontrole gaan
Pasar por
=
Langskomen
Mostrar/demostrar
=
Laten zien/tonen
Conocer
=
Leren kennen
Ligero
=
Licht (niet zwaar)
Sufrir
=
Lijden/ondergaan
Almorzar
=
Lunchen
Marzo
=
Maart
Realizar
=
Maken
Malasia
=
Maleisië
Marruecos
=
Marokko
Máximo / Como máximo
=
Maximaal
Comunicar
=
Mededelen/bespreken
Traer
=
Meebrengen/meenemen
Acompañar
=
Meegaan/vergezellen
Superior a…
=
Meer dan…
Varios
=
Meerdere/verscheidene
Mayores
=
Meerderjarigen
Mayo
=
Mei
Con respecto a
=
Met betrekking tot
Circular en coche por el interior del camping
=
Met de auto over de camping rijden
Con un máximo de
=
Met een maximum van
Con guía
=
Met gids
Con excepción de
=
Met uitzondering van
Con movilidad reducida
=
Met verminderde mobiliteit
Medieval
=
Middeleeuws
En plena naturaleza
=
Midden in de natuur
Jugar al minigolf
=
Midgetgolfen
Inferior a 90 días
=
Minder dan 90 dagen
Menores
=
Minderjarigen
Mínimo
=
Minimaal
Como mínimo/al menos
=
Minstens
Moderno
=
Modern
Hermoso
=
Mooi
Entrar a
=
Naar binnen gaan
Atender una queja
=
Naar een klacht luisteren
Opcional
=
Naar keuze
Holanda/los Países Bajos
=
Nederland
Necesario
=
Nodig/benodigd
Nunca
=
Nooit
Noruega
=
Noorwegen
Noviembre
=
November
Octubre
=
Oktober
Rodeado de
=
Omgeven door
Rodear
=
Omringen
Debajo del asiento
=
Onder de stoel
Bajo la influencia de
=
Onder invloed van…
Bajo condiciones
=
Onder voorwaarden
Firmado
=
Ondertekend
Infinito
=
Oneindig
Inadecuado
=
Ongeschikt
Unos € 50
=
Ongeveer € 50
Aproximadamente
=
Ongeveer
En línea
=
Online
Estar insatisfecho
=
Ontevreden zijn
Relajado
=
Ontspannen
Inolvidable
=
Onvergetelijk
Austria
=
Oostenrijk
A la hora acordada
=
Op het afgesproken tijdstip
La apertura
=
Opening
Recoger
=
Ophalen
Resolver
=
Oplossen/verhelpen
De nuevo
=
Opnieuw/nog een keer
Levantarse
=
Opstaan
Montar
=
Opzetten/plaatsen
Mayor
=
Ouder
Mayor/mayores de 10 años
=
Ouder dan 10 jaar
Mayores/gente mayor
=
Oudere mensen
Sobre
=
Over
Transferir
=
Overmaken/overboeken
Sobrepasar
=
Overschrijden
Hacer picnic
=
Picknicken
Colocar/poner
=
Plaatsen
Polonia
=
Polen
Precioso/maravilloso
=
Prachtig
Tratar
=
Proberen
Saborear
=
Proeven
El viajero/la viajera
=
Reiziger (man/vrouw)
Tomar en cuenta
=
Rekening houden met
Amplio
=
Ruim
Tranquilamente
=
Rustig (bijwoord)
Indemnizar
=
Schade vergoeden
Agudo
=
Scherp/puntig
Por escrito
=
Schriftelijk
Septiembre
=
September
Español
=
Spaans/de Spaanse taal
Hispanohablante
=
Spaanstalig
España
=
Spanje
Escalar en rocódromo
=
Steile wand klimmen
Silencioso
=
Stil
Parar
=
Stoppen
Agua corriente
=
Stromend water
Pieza/piezas
=
Stuk/stuks
A pie
=
Te voet
Reservar por teléfono
=
Telefonisch reserveren
Estar contento con/estar satisfecho con
=
Tevreden zijn met
Tailandia
=
Thailand
Permitido
=
Toegestaan
Turístico
=
Toeristisch
Hasta finales de septiembre
=
Tot eind september
Entre
=
Tussen
Quince días
=
Twee weken
Típico
=
Typisch
Equipado con
=
Uitgerust met/voorzien van
Explicar
=
Uitleggen
Estar agotado
=
Uitverkocht zijn
Efectuar/realizar
=
Uitvoeren
Intercambiar
=
Uitwisselen/ruilen
Dejar su pasaporte
=
Uw paspoort achterlaten
A menudo
=
Vaak
De 5 a 11 años de edad inclusive
=
Van 5 tot en met 11 jaar
De agosto hasta enero inclusive
=
Van augustus tot en met januari
De vidrio
=
Van glas
Hotelero
=
Van het hotel, hotel- (bijvoeglijk naamwoord)
Con antelación
=
Van tevoren
A partir de
=
Vanaf
Por causa de fuerza mayor
=
Vanwege overmacht
Por razones de/por motivos de
=
Vanwege/wegens
Variar
=
Variëren/verschillen
Fijo
=
Vast
Seguro
=
Veilig
Ser responsable
=
Verantwoordelijk zijn
Prohibir
=
Verbieden
Prohibido
=
Verboden
Se prohibe fumar
=
Verboden te roken
Requerer
=
Vereisen/eisen
Acompañado por…
=
Vergezeld door…/in gezelschap van…
Acompañado de
=
Vergezeld van…
Caducar
=
Verlopen/vervallen
Mencionado
=
Vermeld/genoemd
Indicar
=
Vermelden
Evitar
=
Vermijden / Voorkomen
Destruido
=
Vernield
Pedir disculpas
=
Verontschuldigingen vragen
Obligatorio
=
Verplicht
Estar obligado
=
Verplicht zijn
Obligar
=
Verplichten
Distinto/diferente
=
Verschillend
Transportar
=
Vervoeren
Metros cuadrados
=
Vierkante meter/m2
Volar
=
Vliegen
Líquido
=
Vloeibaar
Próximo
=
Volgende
Completo
=
Volledig/compleet
Para todas las edades
=
Voor alle leeftijden
Antes de la salida
=
Voor vertrek
Antes de
=
Voordat
Exterior
=
Voorkant/buitenkant
Libre
=
Vrij
A primera hora de la mañana
=
Vroeg in de ochtend
Pasear
=
Wandelen
Caliente
=
Warm
Lavar
=
Wassen
Denegar
=
Weigeren
Saber
=
Weten
Zelanda
=
Zeeland
Registrarse
=
Zich inschrijven
Caracterizarse
=
Zich kenmerken
Presentarse en…
=
Zich melden bij…
Portarse mal
=
Zich misdragen
Relajarse
=
Zich ontspannen
Prepararse
=
Zich voorbereiden
Sin
=
Zonder
Sin permiso
=
Zonder toestemming
Sin duda
=
Zonder twijfel
Sudáfrica
=
Zuid-Afrika
América del sur/Sudamérica
=
Zuid-Amerika
Pesado
=
Zwaar
Duro
=
Zwaar/vermoeiend
Embarazada
=
Zwanger
Suecia
=
Zweden
Bañarse
=
Zwemmen/baden
Suiza
=
Zwitserland