EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
De Uitgeversgroep
SPA A2 HO
A2 - 2e editie
Hoofdstuk 9.0 - Adviezen en instructies geven
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
Agosto
=
Augustus
Apaga la música
=
Zet de muziek even uit
Apagar
=
Uitzetten
Aquí no se permite fumar
=
Het is hier niet toegestaan om te roken
Barre el suelo del comedor
=
Veeg de vloer van de eetzaal
Barrer
=
Vegen
Beba mucha agua
=
Drinkt u veel water
Deme su pasaporte
=
Geeft u mij uw paspoort
Deportivo
=
Sportief
Descubra la ciudad en bicicleta
=
Ontdek de stad op de fiets
Diciembre
=
December
Dime que te pasa
=
Zeg met wat er met je aan de hand is
Domingo
=
Zondag
El agua del grifo
=
Het kraanwater
El animal doméstico/La mascota
=
Het huisdier
El bañador largo
=
De boxershort
El fin de semana
=
Het weekend
El invierno
=
De winter
El otoño
=
De herfst
El verano
=
De zomer
Ellos harían un paseo en barco
=
Zij zouden een boottocht maken
Enero
=
Januari
Es peligroso llevar joyas
=
Het is gevaarlijk om sieraden te dragen
Está prohibido ir por la calle sin camiseta
=
Het is verboden om zonder shirt op straat te lopen
Febrero
=
Februari
Jueves
=
Donderdag
Julio
=
Juli
Junio
=
Juni
La gorra
=
De pet
La lista de huéspedes
=
De gastenlijst
La primavera
=
De lente
Las chanclas
=
De slippers
Las joyas
=
De sieraden
Le aconsejo llevar ropa deportiva
=
Ik adviseer u sportieve kleding te dragen
Le recomiendo tomar el autobús
=
Ik raad u aan om met de bus te gaan
Les recomendamos llevar zapatos cerrados
=
Wij raden u aan dichte schoenen te dragen
Lleve paraguas
=
Neemt u een paraplu mee
Lunes
=
Maandag
Martes
=
Dinsdag
Marzo
=
Maart
Mayo
=
Mei
Miércoles
=
Woensdag
Nosotros saldríamos a las 9.00
=
Wij zouden om 9.00 vertrekken
Noviembre
=
November
Octubre
=
Oktober
Ponerse crema
=
Zich insmeren
Ponte crema solar
=
Smeer je in met zonnebrandcrème
Recibe a los huéspedes
=
Ontvang de gasten
Sábado
=
Zaterdag
Salga temprano
=
Vertrekt u op tijd
Se permiten perros
=
Honden zijn toegestaan
Se prohibe fumar
=
Het is verboden roken
Septiembre
=
September
Tenga cuidado con los rateros
=
Kijkt u uit voor zakkenrollers
Viernes
=
Vrijdag
Yo iría en avión
=
Ik zou met het vliegtuig gaan