Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • del = van de
  • la vivienda del vecino

    de woning van de buurman

  • de = dat is het boek van Juan
  • ese es el libro de Juan

  • que = dat
  • Creo que eso es realmente asqueroso

    dat vind ik echt vies

  • en = in
  • la mesa está en la habitación

    de tafel staat in de kamer

  • y = en
  • papas fritas y una albóndiga

    frietjes en een gehaktbal

  • el = de
  • el buen camino

    de goede weg

  • a = naar
  • de camino a la cima

    op weg naar de top

  • se = zich
  • ella se esta divirtiendo

    ze vermaakt zich

  • con = met
  • chili con carne

    chilisaus met vlees

  • por = het ontslag werd door de directeur ondertekend
  • el despido fue firmado por el gerente

  • para = voor
  • traigo juguetes para el niño

    ik neem speelgoed voor het kind mee

  • = ja
  • , de hecho

    ja, inderdaad

  • no = nee
  • no, gracias

    nee, dank je

  • como = zoals
  • hablas como tu madre

    je praat net zoals je moeder

  • más = meer
  • necesito más

    ik heb meer nodig

  • al = naar de
  • vamos a ir al cine

    we gaan naar de bioscoop

  • ya = al
  • ya terminé mi trabajo por hoy

    ik heb mijn werk voor vandaag al af

  • hola = hallo
  • hola, chicas

    hallo meiden