Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • a cambio = in ruil daarvoor
  • a cambio de = tegen
  • contra / a cambio de

    tegen

  • a domicilio = aan huis
  • a lo largo de = gedurende
  • a orrillas de = aan de oever van
  • a partir de = vanaf
  • a pesar de todo = ondanks alles
  • a través de = via
  • aburrido aburrida = saai
  • aburrirse = zich vervelen
  • acercarse = dichterbij komen
  • aclarar = ophelderen
  • aconsejar = aanbevelen
  • acordarse de = zich herinneren
  • acostarse = naar bed gaan / gaan liggen
  • adaptado adaptada = aangepast
  • adaptarse = zich aanpassen
  • adicional = extra
  • adjuntar = bijvoegen
  • adjunto adjunta = bijgevoegd
  • advinar = raden
  • afectar = schaden / aantasten
  • agradecer = danken / bedanken
  • ahora mismo = meteen
  • enseguida / ahora mismo

    meteen

  • ahora se pone Pepa = Pepa komt er aan
  • al lado de = naast
  • al mismo tiempo = gelijkertijd
  • al principio = in het begin
  • al revés = omgekeerd
  • al ver el montón = bij het zien van de stapel
  • alegrarse = zich verheugen
  • alejado alejada = afgelegen
  • algún alguna = een of andere
  • algunas veces = soms
  • alimentarse = zich voeden
  • aliviar = verzachten
  • añadir = toevoegen
  • animarse = zijn krijgen / hebben
  • anoche = gisterenavond
  • antes que nadie = als eerste
  • aprovechar la ocasión = van de gelegenheid gebruikmaken
  • apuntar = noteren
  • artificial = kunstmatig
  • asistir a = bijwonen
  • aumentar = toenemen / verhogen
  • aun = zelfs
  • incluso / aun

    zelfs

  • avanzar = vooruitgaan
  • bajar = downloaden
  • basarse en = zich baseren op
  • bastante = tamelijk
  • bastar = voldoende zijn
  • batir = kloppen
  • bilingüe = tweetalig
  • blando blanda = zacht
  • bloquarse = vastlopen
  • borrar = wissen
  • buena presencia = verzorgd uiterlijk
  • cada uno cada una = eenieder
  • caerse = Vallen
  • cambiar de cuidad = naar een andere stad verhuizen
  • cansado cansada = moe
  • cargar = laden
  • casi nunca = bijna nooit
  • causar = veroorzaken
  • producir / causar

    veroorzaken

  • cierre = sluit
  • cocido cocida = gekookt
  • comenzar = beginnen
  • iniciar / comenzar

    beginnen

  • comer de manera poco sana = niet erg gezond eten
  • comerse = opeten
  • cometer errores = fouten maken
  • como vuelvas a decir = als nog één keer zegt
  • complejo compleja = veeleisend
  • exigente / complejo compleja

    veeleisend

  • compruebe = controleer
  • comunicarse con = contact opnemen met
  • con detalle = rijk aan details
  • con facilidad = eenvoudig
  • sencillo sencilla / con facilidad

    eenvoudig

  • con respecto a = met betrekking tot
  • con tiempo = rustig
  • conducir una moto = motorrijden
  • conextar = verbinden
  • congelado congelada = diepgevroren
  • conocido conocida = bekend
  • conseguir = verwerven
  • conseguir dinaro = aan geld komen
  • contar = vertellen
  • contener = bevatten
  • contra = tegen
  • contra / a cambio de

    tegen

  • contratar = contracteren
  • contribuir a = bijdragen aan
  • convivir = samenleven
  • cotidiano cotidiana = dagelijks
  • correspondiente = bijbehoren / bijpassend
  • corrija = corrigeer
  • cotarse el pelo = zijn haar laten knippen
  • crear = creéren
  • cremoso cremosa = romig
  • cuadrado cuadrada = vierkant
  • cuanto antes = zo spoedig mogelijk
  • cuanto antes mejor = hoe eerder hoe beter
  • cuánto tiempo = hoelang
  • cubierto cubierta = bedekt
  • cuénteles = vertel hen
  • dar las gracias = bedanken
  • dar un consejo = advies geven
  • darse cuenta de que = merken dat
  • de (mucha) confianza = vertrouwd
  • de nuevo = opnieuw
  • de parte de quién = wie kan ik zeggen
  • de repente = plotseling
  • de viaje = op reis
  • debutar = debuteren
  • decidirse = kiezen voor
  • decidirse por

    kiezen voor

  • dedicarse a = zich wijden aan
  • deducir = afleiden
  • dejar de = stoppen met
  • parar de / dejar de

    stoppen met

  • dejar un recado = een bericht achterlaten
  • demasiado = te veel
  • dentro = erin
  • desarrollado desarrollada = ontwikkeld
  • desde = sinds
  • desde el aire = uit de lucht
  • desde el principio = vanaf het begin
  • desde hace = sinds
  • desde hace / desde

    sinds

  • desde lejos = van ver
  • despertar el interés = interesse wekken
  • destruido destruida = vernietigd
  • desvirtuar = aantasten
  • dígame? = hallo
  • disfrutar de = genieten van
  • disparar = schieten / vuren
  • disponer de = beschikken over
  • distinto distinta = verschillend
  • divertirse = zich vermaken
  • doler = pijn doen
  • duro dura = moeilijk
  • el abrazo = omarming
  • el abrelatas = blikopener
  • el abverbio = bijwoord
  • el afilalápices = puntenslijper
  • el agua del grifo = kraanwater
  • el alojamiento = accomodatie
  • las instalaciones / el alojamiento

    accomodatie

  • el alumno = cursist
  • el anfitrión la anfitriona = gastheer gastvrouw
  • el apellido = achternaam
  • el archivador = map
  • el armario = kast
  • el arte contemporáneo = hedendaagse kunst
  • el asesor la asesora = adviseur adviseuse
  • el asiento portabebés = kinderzitje
  • el asunto = aangelegenheid
  • el asunto legal = juridische aangelegenheid
  • el atasco = file
  • el baile = dans
  • el balneario = kuuroord
  • el bote = pot
  • el brazo = arm
  • el brindis = toast
  • el buatizo = doop
  • el buscador = zoekmachine
  • el cabello = haar
  • el cabritillo = geitje
  • el cálculo = berekening
  • el campo = veld
  • el caramelo = snoepje
  • el celo = plakband
  • el cerdo = varken
  • el chubasco = regenbui
  • el chupa chups = lolly
  • el cilantro = koriander
  • el clima de trabajo = arbeidsklimaat
  • el codo = elleboog
  • el comedor = eetkamer
  • el consejo = raad
  • el cordero = lam
  • el cretino la cretina = idioot
  • el cubo de basura = afvalemmer
  • el cuento = sprookje
  • el cuento popular = volkssprookje
  • el cuerpo = lichaam
  • el cuidado = voorzichtigheid
  • el curso de formación = cursus / opleiding
  • el dado = dobbelsteen
  • el decanso = het uitrusten
  • el dedo = vinger
  • el departamento de contabilidad = boekhoudafdeling
  • el departamento de recursos humanos = afdeling personeelszaken
  • el desempleo = werkloosheid
  • el diente = tand
  • el distribuidor = distributeur
  • el electrodomésticos = huishoudelijke apparaten
  • el enanito = dwergje
  • el encargado = verantwoordelijke
  • el enemigo = vijand
  • el enlace = verloving
  • el envío = zending
  • el equipage = bagage
  • el esclavo la esclava = slaaf slavin
  • el escritorio = bureau
  • el esfuerzo = inzet
  • el espectácula = voorstelling
  • el espejo = spiegel
  • el estómago = maag
  • el extra de cine = figurant
  • el extracto = uittreksel
  • el folleto = folder
  • el fondo = bodem
  • el frijon = boon
  • el funcionamiento = het functioneren
  • el glaciar = gletsjer
  • el guión = draaiboek
  • el gusto = voorkeur
  • el hecho = feit
  • el hielo = ijs
  • el horario de trabaja = werktijden
  • el hueso = pit
  • el humo = rook
  • el idioma materno = moedertaal
  • el imperio = rijk
  • el importe = bedrag
  • el impuesto = belasting
  • el invierno = winter
  • el itinerario = route
  • el jarabe contra la tos = hoestsiroop
  • el jerez = sherry
  • el ladrón = rover
  • el lago = meer
  • el lápiz = potlood
  • el lavabo = wastafel
  • el lugar de encuentro = ontmoetingsplaats
  • el marcador temporal = tijdsaanduiding
  • el marco = raamwerk
  • el miedo = angst
  • el miembro = lid
  • él mismo = hij zelf
  • el montón = hoop
  • el motorista = bromfietser
  • el mundo al revés = de wereld op z'n kop
  • el músculo = spier
  • el occidental la occidental = westerling
  • el oeste = westen
  • el ombligo = navel
  • el orden del día = agenda
  • el oso de peluche = knuffelbeer
  • el otoño = herfst
  • el pago = betaling
  • el palo = stokje
  • el papel higiénico = wc papier
  • el paraguas = paraplu
  • el paraíso = paradijs
  • el párrafo = alinea
  • el participio = voltooid deelwoord
  • el paso = stap
  • el pecho = borst
  • el pedido = bestelling
  • el període de prueba = proeftijd
  • el pincho = spiesje
  • el piso compartido = gedeelde woning
  • el placer = genoegen / vreugde
  • el polo = ijsje
  • el pórtico = zuilengang
  • el pozo = put
  • el prejuicio = vooroordeel
  • el prestigio = aanzien / prestige
  • el proceso de selección = selectieprocedure
  • el progreso = vooruitgang
  • el propietario la propietaria = eigenaar eigenares
  • el puente = brug
  • el puesto de trabajo = arbeidsplaats
  • el ratón = muis
  • el recorrido = tocht / rondrit
  • el refresco = frisdrank
  • el requisito = vereiste
  • el respaldo = rugleuning
  • el retraso = vertraging
  • el revisor = conducteur
  • el robo = diefstal
  • el sabor = smaak
  • el sacacorchos = kurkentrekker
  • el socio = partner
  • la socia = vennoot
  • la socia

    partner / maat / vennoot

  • el sombrerito = hoedje
  • el sótano = kelder
  • el suceso = gebeurtenis
  • el sueldo = loon
  • el sueldo inicial = beginsalaris
  • el taller = werkplaats
  • el teclado = toetsenbord
  • el terremoto = aardbeving
  • el trabaja por horas = werk per uur
  • el trabajo fijo = vast werk
  • el trabajo por turnos = werk in ploegendienst
  • el trato = omgang
  • el trocito = stukje
  • el trozo = stuk / part
  • el verano = zomer
  • el vidrio = glas
  • el viento = wind
  • el vuelo de conexión = aansluitende vlucht
  • el vuelo directo = rechtstreekse vlucht
  • el zorro = vos
  • elija = kies uit
  • en común = gezamenlijk
  • en cuanto a = wat betreft
  • en el fondo de la cesta = onder in de mand
  • en espera de = in afwachting van
  • en favor de = ten gunste van
  • en fin = kortom
  • en malas condiciones = beschadigd
  • en negrita = vetgedrukt
  • en parte = deels
  • en punto = precies
  • justo / en punto

    precies

  • en referencia a = naar aanleiding van
  • en una proporción importante = in belangrijke mate
  • en vez de = in plaats van
  • encantar = heel leuk vinden
  • encargarse de = zich bekommeren om
  • encender = aanzetten
  • encima de = boven
  • encontrar = vinden
  • enganchar = betrekken bij
  • engreído engreída = verwaand
  • enseguida = meteen
  • enseguida / ahora mismo

    meteen

  • enseñar = tonen
  • enseñar

    tonen / onderwijzen

  • entablar amistad = vriendschap sluiten
  • enterarse de = erachter komen
  • entonces = toen
  • entrar en contacto = in contact treden
  • equilibrado equilibrada = uitgebalanceerd
  • equivocarse = zich vergissen
  • erróneo = verkeerd
  • escriba = schrijf
  • ese mismo día = diezelfde dag
  • espera = wacht
  • esperando su repuesta = in afwachting van uw antwoord
  • espontáneo espontánea = spontaan
  • estar acostumbrado a = gewend zijn te
  • estar como una rosa = er stralend uitzien
  • estar dispuesto a = bereid zijn te
  • estar mareado mareada = duizelig zijn
  • estar resfriado resfriada = verkouden zijn
  • estar sentado = zitten
  • estimado estimada = geachte
  • estirarse = uitrekken
  • estrangular = wurgen
  • estresar = zich druk maken
  • eterno eterna = eeuwig
  • evitar = vermijden' voorkomen
  • excavado excavada = uitgegraven
  • exigente = veeleisend
  • exigente / complejo compleja

    veeleisend

  • feliz = gelukkig
  • fijar = vastleggen
  • fijarse en = letten op
  • formar parte = deel uitmaken
  • formule = formuleer
  • fuera de casa = buitenshuis
  • fuerte = sterk
  • ganarse la vida = zijn brood verdienen
  • gracias a = dankzij
  • gracias de todos modos = toch bedankt
  • grave = erg
  • hábitos = gewoontes
  • hablan = spreek
  • hace cuánto tiempo = hoe lang geleden
  • hace mucho calor = het is erg warm
  • hace un grado bajo cero = het is een graad onder nul
  • hacer falta = nodig zijn
  • hacia = Tot aan
  • hacia adelante = naar voren
  • hasta hace pocos años = tot enkele jaren geleden
  • helado helada = bevroren
  • hermoso hermosa = prachtig
  • hizo = zij maakte
  • honrado honrada = eerlijk
  • hoy mismo = vandaag nog
  • humano humana = menselijk
  • húmedo húmeda = vochtig
  • igual que = net als
  • imaginario imaginaria = denkbeeldig
  • importar = van belang zijn
  • improvisen = improviseer
  • inadecuado inadecuada = ongepast
  • inaugurar = inwijden
  • incluir = insluiten
  • incluso = zelfs
  • incluso / aun

    zelfs

  • iniciar = beginnen
  • iniciar / empezar

    beginnen

  • insoportable = onverdraaglijk
  • intentar = proberen
  • intercambiar = uitwisselen
  • introducir = introduceren
  • presentar / introducir

    introduceren

  • inútil = onnodig
  • invertir = investeren
  • ir a ver = bezoeken
  • ir de copas = wat gaan drinken
  • tomar algo / ir de copas

    wat gaan drinken

  • jubilarse = met pensioen gaan
  • justo = precies
  • justo / en punto

    precies

  • la abeja = bij
  • la abreviatura = afkorting
  • la actitud = houding
  • la actividad habitual = gebruikelijke handeling
  • la afición = hobby
  • la altura = hoogte
  • la amabilidad = vriendelijkheid
  • la antigüedad = oudheid
  • la artesanía = ambachtswerk
  • la bandeja = postbakje
  • la basura = vuilnis
  • la batidora = mixer
  • la belleza = schoonheid
  • la boca = mond
  • la bombilla = gloeilamp
  • la bruja = heks
  • la búsqueda = zoektocht
  • la cabeza = hoofd
  • la cadena de tiendas = winkelketen
  • la caja = doos / kist
  • la calidad = kwaliteit
  • la cualidad / la calidad

    kwaliteit

  • la calleja = steeg
  • la capacidad de gestión = leidinggevende capaciteiten
  • la carretera = autoweg
  • la cascade = waterval
  • la casilla = vakje / veld
  • la cebolla = ui
  • la celebración = viering
  • la cesta = mand
  • la chimenea = schoorsteen
  • la cintura = middel / taille
  • la circunstancia = omstandigheid
  • la clave de acceso = wachtwoord
  • la columna = zuil
  • la comida basura = junkfood
  • la comisaría = politiebureau
  • la compañía de seguros = verzekeringsmaatschappij
  • la concha = schelp
  • la confusión = vergissing
  • la conjugación = vervoeging
  • la contratación = indienstneming
  • la cordillera = bergketen
  • la cortesía = beleefdheid
  • la cortina = gordijn
  • la cosita = kleinigheidje
  • la cualidad = kwaliteit
  • la cualidad / la calidad

    kwaliteit

  • la cucharilla = theelepel
  • la declaración = verklaring
  • la dependencia = afhankelijkheid
  • la desaparición = verdwijning
  • la dirección electrónica = e-mailadres
  • la diversión = vermaak
  • la droga = drug
  • la duda = twijfel
  • la editorial = uitgeverij
  • la empresa automovilística = autofabrikant
  • la entrevista = onderhoud / interview
  • la envidia = jalouzie
  • la escala = tussenlanding
  • la espalda = rug
  • la estación del año = seizoen
  • la temporada / la estación del año

    seizoen

  • la estadística = statistiek
  • la estrategia = strategie
  • la fachada = voorgevel
  • la facilidad = gemak / gave
  • la familiaridad = vertrouwdheid
  • la fecha de entrega = leverdatum
  • la feria del libro = boekenbeurs
  • la fila = rij
  • la formación = opleiding
  • la garganta = keel
  • la goma = gum
  • la gota = druppel
  • la grasa = vet
  • la grúa = takelwagen
  • la hoja = vel / blad
  • la ida = heenreis
  • la impresora = printer
  • la inauguración = opening / inwijding
  • la incorporación = toetreding
  • la initiativa = initiatief
  • la jerarquía = hiërarchie
  • la jornada = werkdag
  • la jornada completa = fulltime
  • la joya = juweel
  • la jubilación = pensionering
  • la línea = on line
  • la llave = sleutel
  • la luna llena = volle maan
  • la madera = hout
  • la maleta = koffer
  • la manta = deken
  • la manzanilla = kamillethee
  • la máquina = machine
  • la mercancía = handelswaar
  • la moneda = munteenheid
  • la moraleja = moraal
  • la muñeca = pop
  • la muralla = muur
  • la nariz = neus
  • la navaja = zakmes
  • la nevera = koelkast
  • la niebla = mist
  • la nieva = sneeuw
  • la niñez = kindertijd
  • la nube = wolk
  • la ocasión = gelegenheid
  • la orilla = oever
  • la paciencia = geduld
  • la página principal = homepage
  • la pantalle = beeldscherm
  • la papelera = papierbak
  • la pared exterior = buitenmuur
  • la paz = vrede
  • la percha = kleerhanger
  • la perífrasis verbal = werkwoordsconstructie
  • la persona mayor = oudere persoon
  • la piedra = steen
  • la piel = huid
  • la pierna = been
  • la pimienta = peper
  • la pintura = schilderkunst
  • la pista de tenis = tennisbaan
  • la pizarra = bord
  • la pocisión inicial = uitgangspositie
  • la prioridad = prioriteit
  • la promoción = aanbieding
  • la propuesta = voorstel
  • la queja = klacht
  • la reclamación / la queja

    klacht

  • la rana = kikker
  • la reclamación = klacht
  • la reclamación / la queja

    klacht

  • la referencia = bestelnummer
  • la revista = tijdschrift
  • la ruta ecuestre = ruiterpad
  • la sábana = laken
  • la sala de espera = wachtkamer
  • la salud = gezondheid
  • la seguridad = zekerheid
  • la selva = oerwoud
  • la sierra = gebergte
  • la silla giratoria = draaibare stoel
  • la sobremesa = het natafelen
  • la socia = partner / maat
  • la socia

    partner / maat / vennoot

  • la suerte = geluk / lot
  • la superficie = oppervlakte
  • la taquilla = kassa / loket
  • la tarifa fija = vaste prijs
  • la temporada = seizoen
  • la temporada / la estación del año

    seizoen

  • la tienda de recuerdos = souvenierwinkel
  • la tienda electrónica = onlinewinkel
  • la tiniebla = duisternis
  • la tirita = pleister
  • la toalla = handdoek
  • la tonelada = ton
  • la tontería = iets doms
  • la tormenta = onweer
  • la urbanización = dorp
  • la venda = verband
  • la visita guiada = rondleiding
  • la vuelta = terugreis
  • la zona = gebied
  • lamentablemente = helaas
  • lamentar = betreuren
  • lanzar = lanceren
  • las comodidades = voorzieningen
  • las instalaciones = accomodatie
  • las instalaciones / el alojamiento

    accomodatie

  • las medias = panty
  • las tijeras = schaar
  • las zappatillas = sloffen / pantoffels
  • lean en voz alta = lees hardop
  • les saluda atentamente = Hoogachtend
  • libro de bolsillo = woordenboek
  • llamado llamada = zogenaamd
  • llamar la atención a alguien = iemand opvallen
  • lleno llena = vol
  • llevar = brengen / uitvoeren
  • llevar consigo = bij zich hebben
  • llueve = het regent
  • lo menos posible = zo min mogelijk
  • lo norma de comportamiento = gedragdregel
  • los alrededores = omgeving
  • los demás = de anderen
  • los dulces = snoep
  • los mariscos = zeevruchten
  • los mayores = ouderen
  • los negocios = zaken / zakenleven
  • los novios = bruidspaar
  • maduro madura = rijp
  • malo mala = slecht
  • maltratar = mishandelen
  • mandar = sturen / zenden
  • manejar la cuenta del banco = bankzaken regelen
  • mantenerse en forma = in vorm blijven
  • más arriba = hoger
  • matar = doden
  • matinal = ochtend-
  • me hace pensar de = dat doet me denken aan
  • me parece que = het lijkt me dat
  • me recuerda = het herinnert me aan
  • medieval = middeleeuws
  • mejorar = verbeteren
  • menos mal que = gelukkig dat
  • meterse en = verzeild raken in
  • mientras = terwijl
  • mismo = zelf
  • misterioso misteriosa = geheimzinnig
  • modesto modesta = eevoudig
  • molestar = ergeren
  • mortal = dodelijk
  • mostrar = tonen
  • enseñar / mostrar

    tonen

  • mudarse = verhuizen
  • nadar = zwemmen
  • nieva = het sneeuwt
  • no es para tanto = het is de moeite niet
  • no se preocupe! = maakt u zich geen zorgen
  • no tuve más remedio que = er zat voor mij niets anders op
  • nos encantaría ir = wij zouden heel graag komen
  • nos gustaría ir = wij zouden graag komen
  • notar = opmerken
  • nublado nublada = bewolkt
  • o bien = ofwel
  • obligar a = dwingen te
  • obligar a alguien = iemand dwingen
  • ocurrir = gebeuren
  • odiar = haten
  • ofrecer = aanbieden
  • olvidar = vergeten
  • otorgar = toekennen
  • otra vez será = een andere keer
  • oye = luister
  • para qué? = waarvoor
  • parar de = stoppen met
  • parar de / dejar de

    stoppen met

  • parecido parecida = vergelijkbaar
  • pasar la aspirador = stofzuigen
  • pasar por ahí = daarlangs gaan
  • pase = komt u verder
  • pedir información = informatie opvragen
  • pegajoso pegajosa = kleverig
  • pegar = plakken
  • pegar

    plakken / kleven

  • pelar = schillen / pellen
  • peligroso peligrosa = gevaarlijk
  • pesado pesada = Zwaar
  • picar = hakken
  • poner una cama extra = een extra bed neerzetten
  • poner una cara = een gezicht trekken
  • ponerse crema = zich insmeren
  • ponerse de pie = opstaan
  • pongan = zet
  • por casualidad = toevallig
  • por cuenta propria = voor eigen rekening
  • por donde = waardoor
  • por ello = daarom
  • por fin = eindelijk
  • por la presente = hierbij / bij deze
  • por lo general = over het algemeen
  • por lo menos = ten minste
  • por motivos profesionales = vanwege het werk
  • por quánto tiempo = voor hoelang
  • por qué te has molestado? = dat was toch niet nodig geweest
  • por supuesto = vanzelfsprekend
  • preocuparse = zich zorgen maken
  • presentar = introduceren
  • presentar / introducir

    introduceren

  • preservar = beschermen
  • pro cuanto que = aangezien
  • ya que / pro cuanto que

    aangezien

  • producir = veroorzaken
  • producir / causar

    veroorzaken

  • profundo profunda = diep
  • propio propia = eigen
  • proponer = voorstellen
  • introducir / proponer

    voorstellen

  • que cumplas muchos más! = en nog vele jaren
  • qué detalle = wat attent
  • qué están haciendo = wat zijn ze aan het doen
  • qué le pasa = wat mankeert u
  • qué pena = wat jammer
  • que se mejore! = beterschap
  • qué va! = Echt niet
  • quedan pocas entradas = er zijn nog een paar kaarten
  • quedar = afspreken
  • quedar con

    afspreken met

  • quedarse con la boca abierta = met open mond staan
  • quedarse en casa = thuisblijven
  • quejarse = klagen
  • quererse = van elkaar houden
  • quitar = verwijderen
  • quitarse = uittrekken
  • raro rara = apart
  • rascacielos = wolkenkrabbers
  • rechazar = afwijzen
  • recoger = afhalen
  • recordar = herinneren / onthouden
  • recortable = om uit te knippen
  • referirse a = betrekking hebben op
  • regresar = terugkeren
  • reírse = lachen
  • relajarse = ontspannen
  • rellenar = invullen
  • requerir = vragen / verlangen
  • respirar = ademen
  • responder a = antwoorden op
  • resulta que = het is zo dat
  • robar = stelen
  • rodear = omgeven
  • rogar = verzoeken
  • roto rota = kapot
  • ruidoso ruidosa = lawaaiig
  • rutinario rutinaria = routinematig
  • sacar = halen
  • salir bien = goed gaan
  • salvar = redden
  • satisfecho satisfecha = tevreden
  • se sirven ellos mismos = ze bedienen zichzelf
  • seguir = nog steeds iets doen
  • seguir igual = gelijk blijven
  • seguir siendo = nog steeds zijn
  • seguir sin = nog steeds niet doen
  • según mi experiencia = naar mijn ervaring
  • según sus deseos = volgens uw wensen
  • según usted = volgens u
  • seguro que = vast en zeker
  • señal de cortesía = teken van beleefdheid
  • sencillo sencilla = eenvoudig
  • sencillo sencilla / con facilidad

    eenvoudig

  • sentarse = gaan zitten
  • sentir = passen van kleding
  • sentirse = zich voelen
  • ser capaz de = in staat zijn te
  • ser el ombligo del mundo = het centrum van de wereld zijn
  • servirse = zich bedienen
  • luego no comemos = anders kunnen we straks niets meer op
  • simular = spelen / nadoen
  • sucio sucia = vies
  • sobre todo = vooral
  • soler = gewoon zijn te
  • solicitar un puesto = naar een functie solliciteren
  • solucionar = oplossen
  • soñar = dromen
  • sorprentendente = verrassend
  • subir = instappen
  • subir

    stijgen / instappen

  • subir en ascensor = met de lift naar boven gaan
  • subrayar = onderstrepen
  • sueldo negociable = loon bespreekbaar
  • sumar = optellen
  • suponer = vermoeden
  • suponer / sospechar

    vermoeden

  • sustituir = vervangen
  • sustituir

    vervangen / situeren

  • tanto...como = zowel...als
  • tardar dos meses en = twee maanden nodig hebben
  • te apetece? = wil je
  • te sienta muy bien = het staat je heel goed
  • temporal = tijdelijk
  • ten cuidado = wees voorzichtig
  • tener dolor de muelas = kiespijn hebben
  • tener el gusto de = het genoegen hebben
  • tener facilidad de trato con la gente = goede contactuele vaardigheden hebben
  • tener ganas de = zin hebben in
  • tener lugar = plaatsvinden
  • tener quemaduras de sol = door de zon verbrand zijn
  • tener razón = gelijk hebben
  • tener suerte = geluk hebben
  • testigo = getuige
  • todo entero toda entera = geheel en al
  • todo lo relacionado con = alles wat te maken heeft met
  • tomar algo = wat gaan drinken
  • tomar algo / ir de copas

    wat gaan drinken

  • tomar el pulso = de pols voelen
  • tomar en cuenta = rekening houden
  • trabajador trabajadora = hardwerken
  • traducir = vertalen
  • tranquilamente = rustig / kalm
  • tratarse de = gaan over
  • tratarse de / tratar de

    gaan over

  • tremendo tremenda = enorm / verschrikkelijk
  • tutear = tutoyeren
  • un consejo más = nog één tip
  • un fuerte ambrazo = hartelijke groeten
  • un par de = enkele / een paar
  • usar = gebruiken
  • valer la pena = de moeite waard zijn
  • vaya! = niet waar! Jeetje!
  • venga = kom op / toe
  • verse obligado a = zich gedwongen zien te
  • vestido vestida = gekleed
  • volver a lo anterior = teruggaan
  • vomitar = overgeven
  • vuelo con escalas = vlucht met tussenlanding
  • ya está = klaar
  • ya han salido todas las maletas = alle koffers zijn al gekomen
  • ya no = niet meer
  • ya no quedan plazas = er zijn geen plaatsen meer
  • ya que = aangezien
  • ya que / pro cuanto que

    aangezien

  • yo en tu lugar = als ik jou was