Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • Con mucho gusto. = Met genoegen.
  • Vale. = Oké.
  • Mucho gusto. = Aangenaam.
  • Hasta mañana ! = Tot morgen!
  • !Hasta mañana !

    Tot morgen!

  • Estamos en la feria. = Wij zijn op de beurs.
  • Estamos cansados. = Wij zijn moe.
  • Enseguida. = Onmiddellijk.
  • Ayer, hoy y mañana. = Gisteren, vandaag en morgen.
  • Ya es tarde. = Het is al laat.
  • Oye! = Luister!
  • !Oye!

    Luister!

  • Diga. = Hallo?
  • Ni hablar! = Geen sprake van!
  • !Ni hablar!

    Geen sprake van!

  • Qué haces tú por aquí? = Wat doe jij hier?
  • ?Qué haces tú por aquí?

    Wat doe jij hier?

  • Tú pagas la factura. = Jij betaalt de rekening.
  • Gracias por su visita. = Bedankt voor uw bezoek.
  • Buen viaje ! = Goede reis!
  • !Buen viaje !

    Goede reis!

  • Hasta la próxima! = Tot de volgende keer!
  • !Hasta la próxima!

    Tot de volgende keer!

  • Puedo pagar con tarjeta? = Kan ik met mijn creditcard betalen?
  • ?Puedo pagar con tarjeta?

    Kan ik met mijn creditcard betalen?

  • Por supuesto. = Vanzelfsprekend.
  • Lo siento. = Het spijt me.
  • Mucha suerte! = Veel succes!
  • !Mucha suerte!

    Veel succes!

  • Qué lástima! = Wat jammer!
  • !Qué lástima!

    Wat jammer!

  • Hasta el jueves. = Tot donderdag.
  • No trabajamos mañana. = Wij werken niet morgen.