Esta un poco grande, no lo cree?
Ze zijn een beetje groot, of niet?
lengua / idioma
taal
comer / cenar
eten
lengua / idioma
taal
Estoy orgulloso de mi familia
Ik ben trots op mijn familie
¿Cuál es el plato típico de la región?
Wat is de typisch gerecht van de regio?
sentir
voelen / spijt hebben