Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • claro = natuurlijk
  • deprisa = snel
  • disco = plaat
  • favorito = lievelings
  • preferido / favorito

    lievelings

  • hermanos = broers en zussen
  • nacimiento = geboorte
  • ostra = oester
  • preferido = lievelings
  • preferido / favorito

    lievelings

  • título = titel
  • viviendo deprisa = haastig levend
  • abrazo = omhelzing
  • contacto = contact
  • deporte náutico = watersport
  • encantar = heel leuk / mooi vinden
  • me encanta = ik vind ... heel leuk
  • esperar = wachten
  • me gusta = ik vind ... leuk
  • gustar = leuk vinden
  • hasta pronto = tot snel
  • mar = zee
  • mensaje = bericht
  • página = pagina
  • pasión = passie
  • sobre todo = bovenal
  • vuestro = jullie
  • agradable = aangenaam
  • alegre = vrolijk
  • antipático = onsympathiek
  • bastante = tamelijk
  • cerrado = gesloten
  • chico = jongen
  • chica = meisje
  • divertido = grappig
  • guapo = knap
  • inteligente = intelligent
  • parecer = lijken
  • parezco = ik lijk
  • actuación = optreden
  • dónde? = waar?
  • ¿dónde?

    waar?

  • me interesa = het interesseert me
  • el jazz = jazz
  • en todos lados = Overal
  • en todas partes / en todos lados

    Overal

  • más o menos = min of meer
  • mismo = dezelfde / hetzelfde
  • música electrónica = elektronische muziek
  • música clásica = klassieke muziek
  • música soul = soul
  • en todas partes = Overal
  • en todas partes / en todos lados

    Overal

  • todo = alles
  • últimamente = de laatste tijd
  • abuelo = grootvader / opa
  • abuela = grootmoeder / oma
  • marido = echtgenoot
  • mujer = echtgenote
  • nieto = kleinzoon
  • nieta = kleindochter
  • abierto = open
  • aburrido = saai
  • atractivo = aantrekkelijk
  • baloncesto = basketbal
  • con quién? = Met wie?
  • ¿con quién?

    Met wie?

  • compañero / compañera = partner
  • desagradable = onplezierig
  • feo = lelijk
  • majo = leuk / sympathiek
  • no me gusta nada… = ik vind ... helemaal niet leuk
  • la película de acción = de actiefilm
  • por la noche = 's avonds
  • quedarse = blijven
  • serio = serieus
  • sociable = gezellig
  • tímido = verlegen
  • Él es muy tímido

    Hij is heel verlegen

  • viernes = vrijdag
  • pensar = denken
  • pienso que = ik denk dat
  • quién? = Wie?
  • ¿quién?

    Wie?

  • tiempo libre = vrije tijd
  • actor = acteur
  • actriz = actrice
  • alumno = scholier
  • alumna = scholiere
  • amor = liefde
  • aproximadamente = ongeveer
  • comedia = komedie
  • deportista = sporter / sportster
  • hombre de negocios = zakenman
  • mujer de negocios = zakenvrouw
  • norteamericano = Noord-Amerikaans
  • político = politicus
  • política = politica
  • señor = heer
  • señora = dame
  • señor mayor = oudere heer
  • señora mayor = oudere dame
  • aspecto físico = uiterlijk
  • carácter = karakter
  • cualidad = positieve eigenschap
  • elegido = uitgekozen
  • gustos = voorkeuren
  • ocupación = beroep
  • relación = betrekking
  • informático = informaticus
  • invitado = gast
  • invitada = gastvrouw
  • invitar = uitnodigen
  • jugar = spelen
  • juego = ik speel
  • acoger = ontvangen / onthalen
  • baile = dans
  • bienal = biënnale
  • cada = ieder / elk
  • cante = zang
  • celebrarse = plaatsvinden
  • ciclo = cyclus
  • cita = afspraak
  • acuerdo / cita

    afspraak

  • complementario = aanvullend
  • concierto = concert
  • estar en contacto con = in contact zijn / komen met
  • contar con = rekenen op
  • cuento con = ik reken op
  • contemporáneo = hedendaags
  • decisivamente = beslissend
  • despierto = wakker / opgewekt
  • destacar = opvallen
  • diseño = design
  • durar = duren
  • electrónico = elektronisch
  • estrella = beroemd persoon
  • estreno = première
  • figura histórica = historische figuur
  • flamenco = flamenco-
  • formación = vorming / ontwikkeling
  • generación = generatie
  • imprescindible = onmisbaar
  • impresionante = indrukwekkend
  • influir = beïnvloeden
  • influye = het beïnvloedt
  • influyente = invloedrijk
  • la instalación = de installatie
  • julio = juli
  • junio = juni
  • el micrófono = de microfoon
  • mítico = mythisch
  • multimedia = multimedia-
  • mundial = wereldwijd
  • nacional = nationaal
  • numerosos = talrijke
  • panorama = panorama
  • presencia = aanwezigheid
  • profesional = professional
  • programa = programma
  • programar = programmeren
  • red = net
  • relevante = relevant
  • septiembre = september
  • sin = zonder
  • suele acoger = het ontvangt gewoonlijk
  • tendencia = tendens
  • último = laatste
  • verdadero = waar