Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • violín = viool
  • cenar = dineren
  • tarde = laat
  • amable = aardig
  • llamarse = heten
  • actriz = actrice
  • enfermero = verpleger
  • universidad = universiteit
  • arquitecto = architect
  • plástico = plastiek
  • los austríacos = de Oostenrijkers
  • Chili = Chili
  • es que es = dat is omdat
  • descripción = beschrijving
  • monumento = monument / gedenkteken
  • alrededor = om zich heen / rondom
  • fuente = bron / fontein
  • natal = geboorte
  • casa natal = geboortehuis
  • libreria = boekwinkel
  • enfrente = tegenover
  • doña = vrouw / mevrouw
  • dueña = eigenaar
  • encima de = op
  • tampoco = evenmin
  • pasillo = gang
  • servicios = toiletten
  • sacapuntas = puntenslijper
  • mayúsculas = hoofdletters
  • minúsculas = kleine letters
  • vocales = klinkers
  • consonantes = medeklinkers
  • nombre = zelfstandig naamwoord
  • estar casados = getrouwd zijn
  • cacarse = trouwen
  • sofá = bank
  • helicóptero = helikopter
  • fútbol = voetbal
  • pizarra = schoolbord
  • Austria = Oostenrijk
  • perfecto = perfect / volmaakt
  • diccionario = woordenboek
  • sólo = slechts / alleen
  • acuerdo = akkoord
  • ingeniero = ingenieur
  • rápido = snel
  • dirección = richting / adres
  • antiguo = antiek / oud
  • nunca = nooit
  • practicar = oefenen / uitoefenen
  • aquilar = huren / verhuren
  • material = materiaal
  • acento = accent
  • azafata = stewardess
  • azul = blauw
  • aceite = olie
  • vale = prima / goed
  • periodista = journalist
  • gordo = dik
  • idioma = taal
  • lengua / idioma

    taal

  • despacio = langzaam
  • número de teléfono = telefoonnummer
  • mapa = landkaart
  • timido = verlegen
  • normalmente = normaal / gewoonlijk
  • moto = motor
  • secretaría = secretariaat
  • Marruecos = Marokkaans
  • supermercado = supermarkt
  • nadar = zwemmen
  • piscina = zwembad
  • una hora = een uur