Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • luna = maan
  • marzo = maart
  • mayo = mei
  • mes = maand
  • mirar = kijken naar / bekijken
  • molestar = plagen / hinderen
  • montaña = berg
  • mortal = sterfelijk
  • mosca = vlieg
  • La navidad = Kerstmis
  • Necesario = nodig / noodzakelijk
  • nervioso = nerveus / zenuwachtig
  • nevar = sneeuwen
  • niebla = mist
  • nieve = sneeuw
  • nublado = bewolking
  • octubre = oktober
  • odio = haat
  • pareja = Paar
  • Ellos hacen buena pareja

    Ze maken een goede Paar

  • pescado = vis
  • pescar = vissen
  • politica = politiek
  • primavera = lente
  • religión = religie
  • risa = lach / gelach
  • ropa = kleding
  • septiembre = September
  • servir = bedienen / dienen
  • solo = enkel / alleen / uniek
  • suave = zacht / liefelijk / zachtaardig
  • subtropical = subtropisch
  • temperatura = temperatuur
  • tiempo = weer / tijd
  • tormenta = storm
  • traducción = vertaling
  • verano = zomer
  • viento = wind
  • zona = gebied