EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Spaans
Avance
Hoofdstuk 5
Unidad 5 b ¡Qué bueno!
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Spaans
Nederlands
manzana
=
appel
margarina
=
margarine
mejillón
=
mossel
melocotón
=
perzik
mermelada
=
jam / marmelade
moderar
=
matigen / verzachten / temperen
musulmán
=
moslim / islamiet
naranja
=
sinaasappel
nata
=
room
necesidad
=
noodzaak / noodzakelijkheid
olivo
=
olijfboom
opinar
=
van mening zijn / een mening geven
organismo
=
organisme / orgaan
origen
=
oorsprong
panameño
=
panama
parte
=
deel / gedeelte
pasaporte
=
paspoort
patata
=
aardappel
pechuga
=
kipfilet
pepino
=
komkommer
pera
=
peer
pescadería
=
viswinkel / vismarkt
pila
=
stapel / hoop
pimiento
=
paprika
pollo
=
kip
producir
=
produceren / fabriceren
producto
=
product
pronunciación
=
uitspraak
protector
=
beschermd / afgeschermd
puntual
=
punctueel / stipt
puro
=
puur / zuiver
quedar
=
blijven / achterblijven / overblijven
recordar
=
zich herinneren / terugdenken aan
reservar
=
reserveren / opzij leggen
respetar
=
eerbiedigen / respecteren
reunión
=
vergadering / reünie
riesgo
=
risico
sacar
=
halen / bevrijden / redden
salchicha
=
worst / worstje
salud
=
gezondheid / welzijn
sandía
=
watermeloen
sano
=
gezond
sardina
=
sardine
seguir
=
volgen
seguro
=
veilig / betrouwbaar / zeker
señal
=
signaal
siglo
=
eeuw / tijdsperk
situación
=
situatie / toestand
suavizante
=
wasverzachter
sueldo
=
loon / salaris
sustituir
=
vervangen
sustituir
vervangen
/ situeren
técnico
=
technicus / vakman
tema
=
thema / onderwerp
ternera
=
kalf
tomate
=
tomaat
tradicional
=
traditioneel
trasladar
=
verplaatsen / overplaatsen
tratarse de
=
betreffen / gaan om
unido
=
verenigd / saamhorig / verbonden
uva
=
druif
vacuna
=
vaccin
variado
=
gevarieerd / gemengd / gesorteerd
el vegetal
=
gewas
vegetariano
=
vegetarisch
verdura
=
groente
virgen
=
maagdelijk / ongeschonden / puur
vitamina
=
vitamine
yogur
=
yoghurt
zanahoria
=
peen / wortel