Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • la plaza = het plein
  • famoso = beroemd
  • ir de tiendas / ir de compras = winkelen
  • el regalo = het cadeau
  • el videojuego = het computerspel
  • comprar = kopen
  • la ropa = de kleding
  • la camiseta = het shirt
  • los pantalones = de broek
  • la falda = de rok
  • la tienda = de winkel
  • el estilo = de stijl / de smaak
  • enorme = enorm
  • odiar = een hekel hebben aan
  • encantar = heel leuk vinden
  • costar = kosten
  • barato = goedkoop
  • caro = duur
  • pagar = betalen
  • el color = de kleur
  • necesitar = nodig hebben
  • preferir = liever willen
  • la talla = de maat
  • el probador = de paskamer
  • el bolso = de tas
  • la zapatilla = de sneaker
  • original = origineel
  • deportivo = sportief
  • elegante = elegant
  • alternativo = alternatief
  • los vaqueros = de spijkerbroek
  • los zapatos = de schoenen
  • estar de rebajas = in de uitverkoop zijn
  • estar de oferta = in de aanbieding zijn
  • las botas = de laarzen
  • el jersey = de trui
  • la chaqueta = het jasje
  • la rebeca = het vestje
  • el suĂ©ter = de sweater
  • el abrigo = de winterjas
  • la prenda = het kledingstuk
  • la camisa = de blouse
  • el folleto = de folder
  • dar un paseo = een wandeling maken
  • el sombrero = de hoed
  • la estatua = het standbeeld
  • el horario = de openingstijden
  • La entrada = het toegangsbewijs
  • descansar = uitrusten
  • tomar algo = iets drinken
  • el estadio de fĂștbol = het voetbalstadion
  • la moda = de mode
  • las gafas de sol = de zonnebril
  • el monedero = de portemonnee
  • el reloj = het horloge
  • el collar = de ketting
  • los pendientes = de oorbellen
  • La mochila = de rugzak
  • el complemento = de accessoire
  • el mercado = de markt