Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • el verano = de zomer
  • el otoño = de herfst
  • el invierno = de winter
  • la primavera = de lente
  • la noche = de avond / de nacht
  • la tarde = de middag / de avond
  • la mañana = de ochtend / de morgen
  • el programa de actividades = het activiteitenprogramma
  • la instrucción = de instructie
  • el formulario = het formulier
  • el camino = de wandeling / de weg
  • participar en = meedoen met
  • rellenar = invullen
  • llevar = meenemen / dragen
  • traer = meenemen / meebrengen
  • la maleta = de koffer
  • la linterna = de zaklamp
  • el jersey abrigado = de warme trui
  • el bañador = de zwembroek
  • el bikini = de bikini
  • la tabla de surf = surfplank
  • tener miedo = bang zijn
  • se hace de noche = het wordt donker
  • volver = teruggaan
  • olvidar = vergeten
  • está prohibido = het is verboden
  • hay que = je / jullie moet
  • hay que

    je / jullie moeten

  • frío = koud
  • la parcela = de standplaats
  • la parcela

    de standplaats tent

  • estupendo = fantastisch / super
  • es una lástima = het is jammer
  • demasiado = te veel
  • mira = kijk
  • tipo = Soort