Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • la agencia de viajes = het reisbureau
  • el lugar de interés = de bezienswaardigheid
  • la atracción = de attractie
  • el billete = het toegangsbewijs / het kaartje
  • la excursión = de excursie
  • el guía = de reisleider
  • el cibercafé = het internetcafé
  • el fin de semana = het weekend
  • el cine = de bioscoop
  • la plaza = het plein
  • la fiesta = het feest
  • el lugar = de plaats / de plek
  • la llamada = het telefoontje
  • el camino = het (wandel)pad
  • el hostal = het hostel
  • la naturaleza = de natuur
  • el desierto = de woestijn
  • el lago = het meer
  • el barco = de boot
  • ¿Cuánto tarda el barco en llegar?

    Hoe lang doet de boot erover om daar te komen?

  • la isla = het eiland
  • repetir = herhalen
  • reír / reírse = lachen
  • elegir = kiezen
  • volver = teruggaan / terugkomen
  • quedarse = blijven
  • actuar = optreden
  • caminar = wandelen
  • chatear = chatten
  • sacar fotos = foto's maken
  • maravilloso = prachtig
  • pesado = vervelend
  • increíble = ongelooflijk
  • la línea = de lijn
  • el avión = het vliegtuig