Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • el paseo = de wandeling / het ommetje
  • el barrio = de wijk
  • la ruta = de route
  • la bici / la bicicleta = de fiets
  • la ida = de heenreis
  • la vuelta = de terugreis
  • el guía = de gids
  • en primer lugar = ten eerste
  • al final = tenslotte
  • pero = maar
  • si = als
  • como / si

    als

  • por supuesto = natuurlijk
  • por = vanwege
  • depende de = hangt af van
  • la escuela = de school
  • el banco = de bank
  • el quiosco = de kiosk
  • la oficina de turismo = het VVV-kantoor
  • la tienda = de winkel
  • el arquitecto = de architect
  • la creación = de creatie
  • las vacaciones = de vakantie
  • descansar = ontspannen
  • relajado / descansar

    ontspannen

  • relajado = ontspannen
  • relajado / descansar

    ontspannen

  • todos los días = elke dag
  • la opción = de keuze
  • deportivo = sportief
  • ¡que te lo pases bien! = Veel plezier!
  • un montón = een heleboel
  • céntrico = centraal
  • práctico = praktisch