Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • el encuentro = de ontmoeting
  • la cita = de afspraak / de date
  • el lugar = de plek
  • el mensaje = het berichtje
  • La entrada = de ingang
  • el billete de entrada = het toegangsbewijs
  • la salida = de uitgang
  • quedar = afspreken
  • quedar con

    afspreken met

  • esperar = wachten
  • tardar = lang duren
  • tomar = Nemen
  • sentir = voelen
  • sentir

    voelen / spijt hebben

  • chocar = botsen
  • parar = stoppen
  • a través de = door / via
  • desde hace = sinds
  • desde hace / desde

    sinds

  • después = daarna
  • inmediatamente = onmiddellijk
  • seguramente = vast en zeker
  • para nada = helemaal niet
  • en compañía de = in gezelschap van
  • la dirección = de richting / het adres
  • el sentido del humor = het gevoel voor humor
  • el miedo = de angst
  • el paseo = de wandeling
  • el espectáculo = de voorstelling / het spektakel
  • aparecer = verschijnen
  • cumplir = vieren / voldoen
  • preocuparse = zich zorgen maken over
  • mareado = duizelig
  • Estoy mareado

    Ik ben duizelig

  • infantil = kinderachtig
  • aburrido = saai