Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • la revista = het tijdschrift
  • el programa de televisión = het televisieprogramma
  • el artículo = het artikel
  • famoso / célebre = beroemd
  • separarse = uit elkaar gaan
  • casarse = trouwen
  • pasar = gebeuren
  • de nuevo = opnieuw
  • sobre todo = vooral
  • junto a = samen met
  • la sonrisa = de glimlach
  • la mentira = de leugen
  • contar = vertellen
  • participar = meedoen / deelnemen
  • la película = de film
  • el protagonista = de hoofdrolspeler
  • tratar = gaan over
  • el papel = de rol
  • terminar = eindigen
  • el personaje = het personage
  • alguien = Iemand
  • perder = verliezen
  • la historia = het verhaal
  • decepcionado = teleurgesteld
  • decidir = beslissen
  • decidir

    besluiten / beslissen

  • responsable = verantwoordelijk
  • el entrenador = de trainer
  • el enfermero = de verpleegkundige
  • el abogado = de advocaat
  • el obrero = de bouwvakker
  • el dependiente = de verkoper
  • el peluquero = de kapper
  • el policía = de politieagent
  • la profesión = het beroep
  • la conversación = het gesprek
  • la niñez = de kinderjaren
  • separado = gescheiden
  • adulto = volwassen
  • lamentablemente = jammergenoeg
  • raramente = zelden
  • afortunadamente = gelukkig
  • el chubasco = de stortbui
  • la nube = de wolk
  • nublado = bewolkt
  • Está nublado

    Het is bewolkt

  • la lluvia = de regen
  • el paraguas = de paraplu
  • despejado = onbewolkt