Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Spaans Nederlands
  • Qué = hoe
  • ¿Qué hora es?

    hoe laat is het?

  • decir = vertellen
  • ¿Me puede decir la hora?

    Kunt u mij vertellen hoe laat het is?

  • hora = uur
  • Se trata de una hora

    Het is één uur

  • doce = twaalf
  • Son las doce

    Het is twaalf uur

  • dos y media = half drie
  • Son las dos y media

    Het is half drie

  • once y doce = twaalf over elf
  • Son las once y doce

    Het is twaalf over elf

  • ocho y cuarto = kwart over acht
  • Son las ocho y cuarto

    Het is kwart over acht

  • tres menos cuarto = kwart voor drie
  • Son las tres menos cuarto

    Het is kwart voor drie

  • siete menos cinco = vijf voor zeven
  • Son las siete menos cinco

    Het is vijf voor zeven

  • medianoche = middernacht
  • Es medianoche

    Het is middernacht

  • dos en punto = precies twee uur
  • Son las dos en punto

    Het is precies twee uur

  • cuatro = vier
  • Yo tengo las cuatro

    Ik heb het vier uur

  • ¿A qué hora ....? = Om hoe laat ...?
  • ¿A la una ....? = Om één uur ...?
  • veintinueve = negenentwintig
  • A las doce menos veintinueve

    Om negenentwintig minuten voor twaalf

  • fecha = datum
  • ¿Qué fecha es hoy?

    Welke datum is het vandaag?

  • enero = januari
  • A veinte de enero

    Het is 20 januari

  • día = dag
  • ¿Qué día es hoy?

    Welke dag is het vandaag?

  • Domingo = zondag
  • Domingo, cinco de Julio

    zondag, 5 juli

  • ¿Desde cuándo? = Sinds wanneer?
  • manaña = vanochtend
  • Desde las siete de la manaña

    Sinds zeven uur vanochtend

  • cinco = vijf
  • Entre las cinco y las Seis

    Tussen vijf en zes